Vraaggesprek met David Gosker
door Heleen van de Poppe
Je bent in 2000 begonnen met het maken van collages. Waarom heb je voor deze vorm gekozen?
Het is begonnen na een verblijf in Londen. Tijdens het hele bezoek ervoer ik dat ik opgenomen was in een mechaniek of systeem dat iedere individuele bevinding afdekt en insluit. Het was de ervaring van de volledige differentiatie en versnippering van mens en wereld, oftewel de continu veranderende identiteit van de mens als individu. Dat wil zeggen dat de mens niet vrij is, maar gebonden aan een ‘betekende’ wereld. Alles heeft een betekenis die samenvalt met de context. Wij leven alleen in context, en binnen de beperkingen van onze zintuigen, taal, kennis, beelden, oordelen. De wereld verandert naar de mate waarin je geïnformeerd bent; je moet letterlijk en figuurlijk een standpunt innemen om perspectief te zien. Het is niet voor niets dat perspectief in de schilderkunst pas met de Renaissance opkwam.
De wereld is dus niet eenduidig, maar ambigu, samengesteld en wisselend van identiteit. Van mijzelf ben ik niets dan een samenstelling van de omgeving en omstandigheden, een leegte die wordt vormgegeven door het mij omgevende. We geven de werkelijkheid vorm vanuit bestaande beelden, informatie en woorden die we kennen en herkennen.
Dit klinkt allemaal erg filosofisch, maar hoe wordt dat concreet? Wat heeft deze visie met Londen en met je collages te maken?
Die visie is de basis onder zowel de vorm als de inhoud van mijn werk. De ervaring in Londen gaf me de aanzet voor het maken van collages. In die stad herkende ik dat je in de veelheid van beelden díe beelden zoekt die voor jou vertrouwd of voordelig zijn. Zoals een dier in de natuur zijn besje of beestje ziet tussen al het andere dat hem omgeeft. Daarnaast ervoer ik dat ik niet werd gezien als mens, maar als consument; een economische eenheid waarmee gerekend kan worden. Men wordt voortdurend aangesproken op het kennen van merken en de identificatie daarmee. Je wordt individu dankzij Diesel of Mercedes, terwijl tegelijkertijd iedere differentiatie al is opgeheven, omdat al die merken wereldwijd opereren en iedereen gelijkmaken.
Ik wilde dit verschijnsel en hoe Londen aan mij verscheen, vormgeven en dacht erover om een schilderij te maken. Maar met schilderen zou het niet kunnen lukken, want dit suggereert een individuele vrijheid die ik juist niet ervaar. Met schilderen zou ik verzanden in een vertolking van mijn persoonlijke visie op de stad, terwijl juist het persoonlijke geëlimineerd is, ingesloten door het systeem dat mij als consument benadert. Daarom moest het materiaal zelf een eigen werking hebben en dat vond ik in de mij omgevende materialen; reclamefolders, advertenties en tijdschriften. Goedkoop drukwerk, dat door de tand des tijds verkleurt en daarmee de wisselende en voorbijgaande aard van iedere werkelijkheid onderstreept. Het verzamelen, verplaatsen, knippen en plakken van de mij omgevende wereld schept zo een eigen beeld dat een dynamische identiteit opwerpt.
‘Consuming Londen’ werd zo mijn eerste collage. Van veraf zie je een gekleurd, niet gedefinieerde vorm, een monster of amorfe vlek. Als je kennis hebt van de Londense plattegrond, kun je de omtrek van de stad herkennen. Naarmate je dichterbij komt, groeit de onderscheiding van welk lijntje bij welk ding hoort en wordt zichtbaar dat het een samengesteld geheel is. Een consensus die de chaos beheerst en de stad en de stedeling vorm geeft. Heel dichtbij worden ook de teksten leesbaar. Woorden en kreten – koop, eet, geniet! – die oproepen nú een beslissing te nemen over je toekomst en je voordeel te doen.
Gaat je collage ‘Het goede leven’ ook over dit consumentisme?
Ja, in die zin dat maakbaarheid en geluk synoniem lijken te zijn geworden. De moderne mens is in eerste instantie ‘gebruiker’ van zijn eigen leven. Zijn leven dient zoveel mogelijk naar eigen goeddunken ingericht en genoten te worden. Het voorbeeld van de ideale mens spookt door de wereld en wordt ons aangereikt in tijdschriften, reclame en via andere communicatievormen.
Een rimpelloze toekomst lacht je toe en het is de techniek die voorziet in het realiseren daarvan. De opmaat hiervan zag ik op een beurs in Milaan bij een presentatie van elektronica in kleding. Met een simpele beweging van het lichaam kon de drager draadloos communiceren met de eigen bankrekening, andere computers of andere gebruikers.
De aanwezigheid van techniek in ons dagelijks bestaan zorgt dat we constant zijn opgenomen in de wereld. De tekens die onze identiteit bevestigen, doorboren de huid en daarmee de grens die ons scheidt van onze omgeving. Techniek stelt ons in staat om beter en gemakkelijker te zien, te horen en gebeurtenissen te ondergaan, dan waartoe onze fysieke eigenschappen ons toe in staat stellen. Hiermee verandert de menselijke soevereiniteit.
Tegelijk appelleert deze collage aan het klassieke schoonheidsbeeld en de vele uitvoeringen van liggend naakt. Afbeeldingen van lichaamsdelen gaan hier in elkaar op tot een samengesteld geheel. Het individu is opgenomen in zijn omgeving door de aanspraak van die omgeving om te voldoen aan het ideaalbeeld. Het prototype heerst, maar niemand kan het ooit zijn. Niet het specifiek eigene, maar het algemene, is maatgevend.
Je collages ‘Autofysiek 1 en 2’ zijn samengesteld uit folders van autofabrikanten. Wat fascineert je zo in auto’s?
In onze wereld is er geen machine die een groter plaats inneemt in het dagelijks leven dan de auto. Deze machine is niet alleen vervoermiddel voor de mens, maar definieert voor een groot deel zijn bestaan. Wegdenken ervan wil niet meer lukken. De vanzelfsprekendheid waarmee wij ons omgeven hebben met machines en apparaten die ons leven draaglijker of aangenamer moeten maken, zette mij aan tot dit werk. Techniek en machines zijn geen functionele gereedschappen, maar autonome ‘geloven’ waarin de mens betekenis vindt. Mensen kunnen een band vormen met machines en die eigenschappen toedichten. Auto’s en motoren zijn Darwinistische survivors, ze functioneren als de pauwenveren en de territoriumdrift van de menselijke soort. Onze perceptie van de wereld is volledig functioneel ingesteld. Het mooi glimmende, glad symmetrische plaatwerk aan de buitenkant, de onooglijke functionele onderdelen in binnen- en onderkant.
Een auto is niet het tegenovergestelde van natuur, maar een verlengstuk van de natuurlijke fysieke toestand van de mens. Dat zie je terug in de carrosserieën van auto’s, die bijna organisch worden vormgegeven. Mensen vinden het veiliger, schoner en plezieriger om vanuit een auto de natuur te beleven, dan zich bloot te stellen aan stank, gekrioel en het ongewisse. De natuur wordt pas schoon als er een stuk glas of plaatwerk tussen ons lichaam en het andere staat.
Je noemde Darwin al. Die naam komt ook terug in een serie werken onder de titel ‘Bye bye Darwin’. Wat bedoel je daar mee?
Ook de Darwinistische theorie gaat ooit voorbij. Net als alle andere wetenschappelijke theorieën. Allemaal hebben ze een beperkte houdbaarheidsdatum, volgen elkaar op en vervangen elkaar. De denkbeelden van Newton, Einstein, Darwin leiden hun eigen bestaan en moeten zich waargemaakt hebben, want anders zouden wij ze niet eens kennen. Ze moeten verstaan worden, en daarmee ‘leven’ ze. Alleen wat gezien wordt, overleeft.
Hoewel ik zelf niet kan zien hoe ik zou kunnen samenvallen met de natuur, is het niet zo dat ik het tegenovergestelde ervan zou zijn. De poging om de natuur te zien binnen een theorie van oorzaak en gevolg, volgens de vooruitgangs gedachte van de mens, is een denkbeeld dat volgens mij geen stand kan houden. ‘Waarom’ en ‘omdat’ zijn woorden die alleen voor de mens een betekenis kunnen hebben, maar of de voortgang van de natuur zich daar iets aan gelegen laat liggen, is maar zeer de vraag. De natuur heeft zijn eigen loop en drijft zichzelf aan, waarbij kwaadaardige gezwellen, woedende orkanen of lieve kleine olifantjes alleen als zodanig door de mens gezien en verstaan worden. De techniek is het symbool van onze vooruitgangs gedachte. Dat komt terug in ‘Bye bye Darwin 1’, waarin de kenner een motorblok kan herkennen.
Deze collages zijn samengesteld uit foto’s van delen van verschillende dieren. Alle vormen, vlekken, kleuren, stekels, structuren, tanden, vinnen, etc. kennen wij functies en een logisch bestaansrecht toe. In dit werk is die logica wezenlijk veranderd en losgelaten. Zo ontstaat een natuur die niet valt binnen de ons bekende en erkende categorieën. De mogelijkheid van een andere of veranderende ordening in de natuur wordt hiermee zichtbaar.
Bij de collages ‘Game over 1 en 2’ gebruik je onschuldig kinderspeelgoed om een gruwelijke werkelijkheid te verbeelden. Pas als je heel goed kijkt, kun je een Amerikaanse executiecel en een automatisch machinegeweer herkennen.
Wat wil je hiermee zeggen?
Het is in ieder geval geen aanklacht. Ik constateer alleen het verschijnsel. Het morele oordeel laat ik aan anderen over. Met mijn knip- en plakwerk verdwijnt het houvast aan bestaande beelden, de identificatie wankelt en creëer ik een nieuw beeldende mogelijkheid. Is het een nieuwe wereld of de bestaande? – dat zal dan moeten blijken.
Wat ik waarneem is dat het onderscheid tussen een virtuele en de echte wereld steeds moeilijker te maken of al verdwenen is. Alles lijkt een videogame te zijn, een onschuldig spelletje. Op basis van beschikbare en geïnterpreteerde informatie worden tot in detail de spelregels bepaald voor de uitvoering van de doodstraf. En zo worden mensen uit het spel verwijderd.
Wapens fascineren me net als auto’s. De ak-47 kent iedereen. Hij staat bekend als een betrouwbare, efficiënte machine, goedkoop in aanschaf en gemakkelijk in onderhoud. Er schijnen honderd miljoen van deze geweren in de wereld in omloop te zijn, in sommige landen verkrijgbaar voor dertig dollar. Een Darwinistisch hoogstandje.
Daar tegenover heb je een aantal vriendelijke landschappen gemaakt met de collages ‘Natuur 1, 2 en 3’. Of zitten daar ook meer kijklagen in verborgen?
Ieder kijkt op zijn eigen manier. Uitleg maakt het al anders, want de wereld verandert naarmate je geïnformeerd bent. Bedoelingen doen er niet toe. Maar als je het dan toch wilt weten, kan ik wel iets meer over deze werken kwijt. In ons technisch tijdperk zien wij de natuur niet meer als het eenduidig tegenoverliggende, maar wordt die als potentieel gezien die gewonnen en getemd kan worden. Dit kan zijn als gevaar of uitdaging, wat overwonnen dient te worden, als leverancier van grondstoffen of energie, of als omgeving om in te ontspannen.
In een wereld die volledig berekend wordt en waarin ook wijzelf [als consument, gebruiker, slachtoffer] volledig verrekend worden in statistieken, verschijnt ook de natuur aan ons als verrekenbaar. De natuur is een informatiebestand waaruit naar behoefte geput kan worden. Tegelijkertijd biedt de natuur aan de oppervlakte niet meer voldoende informatie, maar maken wij doorsneden van de aardkorst of doen we opgravingen om inzicht te krijgen in het verloop van de geschiedenis, zodat wij deze ook kunnen berekenen voor de toekomst.
Natuur heeft dus een betekenis die samenvalt met je eigen context. Betekent natuur voor jou recreatie? Dan herken je een rustgevend landschap, waar het goed toeven is. Kijk je natuurwetenschappelijk naar de natuur, dan zie je geologische lagen, vegetatie en grondstoffen, en de statistische grafiek van het stijgende energieverbruik.
Hoe ga je te werk bij het maken van je collages?
Dat wisselt. De ene keer sluimert een onderwerp al heel lang in m’n hoofd, maar heb ik nog geen idee hoe ik dat uit ga werken. Soms fascineert het ding of verschijnsel zélf me, zoals auto’s, wapens, Barbie als icoon of het stilleven. Soms blijft een filosofische tekst me bij, een andere keer valt me iets in door observaties of ervaringen.
Ik verzamel niet lukraak tijdschriften en reclamefolders, maar zoek gericht als ik ongeveer weet wat ik ga maken. Dan begint de selectie en het sorteren, op kleuren, vormen, onderdelen en plaatjes. Daarna ga ik schetsen, knippen, snijden, passen, meten en verplaatsen. Ik ben meestal maanden bezig met één werk.
Als het ontwerp klaar is, wordt het gescand, opnieuw afgedrukt en voorzien van een kunststof afdekking. Van sommige werken maak ik een beperkt aantal reproducties, andere zijn eenmalig.
Bij de collage ‘I-con-fusion’ ging ik anders te werk. Het is een extreem uitvergrote foto van Marilyn Monroe, het prototype van de icoon. Iconen spreken mij aan; ze zijn in cultureel opzicht beeldbepalend voor een tijdperk. Een icoon moet primair communiceren, met of zonder belangwekkende boodschap. Op dezelfde manier als mode, wetenschappelijke theorieën, boeken, muziek- of kunstwerken een aansprekend beeld opwerpen en andere beelden weer laten verdwijnen, komen ook iconen op en gaan weer onder.
Voor dit werk heb ik eerst op ware grootte een raster getekend en in elk vakje de donkere en lichte pixels aangegeven. Vervolgens heb ik honderden zwartwit fotootjes gezocht van iconen uit diverse tijdvakken en disciplines – filmsterren, fotomodellen, schrijvers, filosofen, wetenschappers – en die in de vakjes geplakt. Daarnaast zijn veel donkere vakjes opgevuld met foto’s van zwarte stoffen, zoals die ook vaak een groot deel van de oppervlakte bedekken in de werken van de zeventiende eeuwse schilders.
Voor de ‘Reconstructies’ heb ik zelfgemaakte foto’s gebruikt. Maar ook hier gaat het om de recycling: met bestaand materiaal nieuwe mogelijkheden creëren, bestaande beelden tot een nieuw homogeen beeld omvormen. Voor Reconstructie 1 heb ik vijfentwintig dagen achter elkaar een foto gemaakt van dezelfde roos. Bloei en verval in een herschikte compositie. Voor Reconstructie 2 heb ik foto’s van een tijdelijke bouwconstructie verknipt en in een mathematisch raster gestructureerd. Reconstructie 3, 6 en 7 bestaan uit één zelfde foto, van een Parijse flat, van een autowrak. Door de herhaling van hetzelfde beeld verdwijnt de context en de herkenning. Er ontstaat een nieuwe ordening, een nieuwe structuur, en zo een veranderend beeld.